Proclamatie

Tranen wellen op. Ik ben het eindrapport aan het lezen van mijn zoon die zich nu mag opmaken voor het middelbaar. De tranen komen niet van goede of slechte punten, maar van de woorden die de leerkrachten voor hem hebben neergeschreven. Ook zij kennen Otto-Jan door en door. Ze bekijken hem door een andere bril, vanuit een andere rol dan ik als ouder. Ze hebben het over de evolutie die hij heeft doorgemaakt en over rode vakjes die groen geworden zijn. Over zijn talenten, zijn inzet, zijn aanwezigheid. Een rapport is een kans om je kind beter te leren kennen en ik kijk daar altijd naar uit. Bovendien confronteert het je met de genen die je (al dan niet) hebt doorgegeven. Op de proclamatie zei de meester: “Otto-Jan is een stoere jongen met een klein hartje.” En inderdaad: hij zal vaak (en soms luid) het voortouw nemen onder vrienden. Hij is het soort vriend waar ik als kind naar opkeek, maar misschien ook een beetje bang voor was. Hij is een brok aanstekelijke energie, maar evengoed ligt hij in mijn armen. Uitgeput, overprikkeld, voldaan. 

Dag en bedankt

Gedurende mijn bediendencarrière als copywriter klopte ik wekelijks meer uren dan contractueel werd overeengekomen. Ik werd gedreven door de passie om mijn job zo goed mogelijk uit te voeren, maar ook door de angst om mensen teleur te stellen en die job te verliezen. Ziedaar twee drijfveren die ervoor zorgden dat ik de werkdruk voor mezelf opvoerde. Ik vond het toen ook normaal dat creatieve bevlogenheid gecultiveerd en geromantiseerd wordt als een vanzelfsprekendheid om consequent over te werken.

Hoe langer ik volgens dit regime werkte, hoe schuldiger ik me voelde tegenover mijn vrouw en mijn kinderen. Ik begon ook in te zien dat mijn eigenwaarde té afhankelijk werd van de waardering van mijn werkgever. Het moest anders. Wat er toen in mijn hoofd omging, zouden sommigen nu omschrijven als quiet quitting. Maar de geslaagde alliteratie ten spijt voel ik weerzin ten aanzien van dit begrip.

Zoek het op en je krijg veel verklaringen voorgeschoteld. Volgens de ene bron betekent quiet quitting dat ‘de werknemer er psychologisch de brui aan geeft’. Een andere bron zegt dat je ‘het minimum doet om je baan te behouden’, binnen de uren van je contract. Wat ik fout vind aan het begrip, is het geniepige dat erin verscholen zit. Je houdt het stil. Quiet quitting insinueert een schaamtegevoel. Alsof het not done is om je werk te verrichten binnen je uren. Doen de meeste mensen dat dan niet, reeds decennialang?

En zou werken volgens de uren van je contract niet de normaalste zaak van de wereld moeten zijn? ‘Genoegdoeners’ is een term die ik onlangs hoorde tijdens een podcast. Ik vind hem mooier en positiever dan quiet quitting. Genoeg doen duidt op een activiteit waar je aan voldaan hebt. Ook het woord genoegdoening weerklinkt erin, wat trouwens in het Afrikaans tevredenheid betekent. Schaamte? Ach kom, weg ermee.  

Quiet quitting wordt beschouwd als een state of mind die we koppelen aan iemands ambitie. Dat komt omdat ambitie en werk met elkaar vergroeid zijn in onze maatschappij. Ik ken echter quiet quitters die erg bedreven hun ouderrol opnemen, vrijwilligerswerk verrichten, sportief en artistiek bezig zijn … omdat ze nu eenmaal geen tijd en zin hebben om continu die extra mile te gaan voor een werkgever. Er wordt hen een gebrek aan ambitie toegedicht, terwijl hun gedrevenheid verder gaat dan de muren van hun kantoor.

Als freelancer kijk ik toe aan de zijlijn. Ik ben geen bediende meer, maar ik werk nog steeds met evenveel inzet en goesting. Misschien zelfs nóg toegewijder omdat ik als zelfstandige mezelf steeds opnieuw moet bewijzen. Maar als baas over eigen planning heb ik ook de luxe om het rustiger aan te doen wanneer ik daar zin in heb. Ik denk dat we een deel van de burn-outproblemen oplossen door medewerkers de mogelijkheid te bieden af en toe gas terug te nemen. Ja, dat kan via extra vakantiedagen, maar ik denk dat werkgevers beter eens kijken naar de werkintensiteit en de productiviteit die ze verwachten van hun medewerkers. Je kan niet elke dag 110% zijn en 75% is soms goed genoeg. Dat heeft niks te maken met passie en alles met menselijkheid. En wat de creatieve sector betreft: ik ben ervan overtuigd dat het uiteindelijk ook leidt tot meer creativiteit. Want zo gaat dat met creatives: een hoofd dat minder vol zit heeft meer ruimte om ideeën te laten groeien.

Spartacus

Terwijl ik dit bericht typ, moet ik opletten dat ik onze kat niet met mijn elleboog raak. Spartacus ligt namelijk naast me te pitten in de sofa. Het valt me op hoe hard katten op mensen lijken als ze slapen. Ik heb er nooit een gehad dus ik vind het best boeiend, zo’n andere diersoort in huis die toch wat meer om het lijf heeft dan een spin of fruitvliegjes. Spartacus ligt op zijn rechterzij tegen mij aan. Ik voel zijn warme lijfje tegen mijn bovenbeen. Een voorpoot ligt naast zijn kopje zoals ik mijn arm vaak onder mijn kussen leg. Spartacus ronkt mijn hartslag omlaag. Af en toe valt het geluid weg alsof iemand zijn motor stillegt. Slapen of niet, de oren blijven gespitst. Ik zie ze soms draaien gelijk de periscoop van een duikboot uit lang vervlogen stripalbums. Mocht ik niet beter weten, ik zou denken dat hij glimlacht in zijn slaap. Hoe langer ik naar hem kijk, hoe breder die glimlach lijkt. Spartacus had trouwens Menno geheten als het van mij afhing. Naar de dichter Menno Wigman. En als je goed kijkt, ontwaar je ook een ‘M’ als patroon in de vacht op zijn voorhoofd. Maar het mocht niet zijn. Vrouw en kinderen vonden die naam te serieus. En één dichter in huis is meer dan genoeg. Nee, dan liever een gladiator die vijftien uur per dag slaapt.

Golven

Er is één activiteit die ervoor zorgt dat ik weer in het lichaam kruip van de tiener die ik was: spelen in de golven. Dan bedoel ik tegen de baren in beuken en – nog plezanter – mij laten meevoeren door de branding, al dan niet met een bodyboard van 27 jaar oud onder mijn buik. Welke golf mij het verst zal dragen is dan het enige waar ik op dat moment aan denk. Ik kijk achterom, zet mezelf in positie tot net voor het punt dat de golf breekt … en duik. Telkens opnieuw, want er is altijd een betere golf op komst. De enige andere vader in zee dacht er net hetzelfde over. Dat zag ik in de glimlach die we deelden. Misschien ging hij vroeger, net als ik, vaak met zijn ouders op strandvakantie. En misschien herinnert hij zich ook hoe de golven hem ‘s avonds in bed overspoelden waarna hij zonk als een blok naar de diepte van de nacht. Zou hij zich ook niks herinneren van de rugpijn de dag nadien?

Mijn zoon Otto-Jan met het bodyboard van 27 jaar oud (en op de achtergrond vrouw en dochter).

512 dagen freelancen

Ik wou een blogbericht schrijven over één jaar freelancen, maar zoals de titel doet vermoeden is dat niet gelukt. Ik wist die dag eerlijk gezegd niks interessant om over te berichten. Nu ja, ik had niks nieuws te vertellen sinds mijn laatste blogbericht over het leven als freelance creative, copywriter en dichter. Nu dus wel – op dag 512 – over betaalde poëzie, ideale opdrachten, slechte betalers en de zomervakantie.

Meer poëzie!

Toen ik werd geïnterviewd voor het poëtische platform ROER, vroeg dichter Wim Vandeleene me of ik overeenkomsten zie tussen copywriting en poëzie. Ik antwoordde: Poëzie heeft vaak een meerlagige boodschap. Ze nodigt uit om te herlezen. Terwijl een tekst met commerciële doeleinden meestal één boodschap heeft die liefst zo snel mogelijk begrepen wordt. (…) Toch zie ik ook raakvlakken. Zowel wervende teksten als gedichten kunnen de lezer raken of overtuigen door in te spelen op situaties die uit het leven gegrepen zijn.”

Ik ben dankbaar dat ik als freelancer steeds vaker poëtische opdrachten mag uitvoeren voor merken. Ik schreef studentikoze gedichten in opdracht van communicatiebureau Shtick, Instaquotes voor Studiegeest (waarover later meer) en een poëtische teamtekst voor wervingsbureau Joblink. Het zijn geen gedichten die ik naar literaire magazines zou sturen, maar dat doet er niet toe. Ik schrijf die versregels voor mijn klant, niet voor mijn ego. Het is vooral belangrijk om de gewenste boodschap poëtisch te vertalen, in een toon die past bij het merk. Bij dit soort opdrachten kruisen de copywriter en de dichter in mij elkaar met een grote glimlach op het gezicht.

De ideale opdrachten (ja, ze bestaan)

In de sector wordt weleens gezegd: Il y a des clients tartines en des clients vitrines. Ik weet niet wie die quote heeft bedacht en ik ga het ook niet opzoeken. Maar laten we stellen dat er nu bij Samson Schrijft meer bokes dan pateekes worden gesmikkeld. Hoe dan ook – na meer dan een jaar freelancen – voel ik steeds beter aan welke opdrachten mij honger geven naar meer. Ik sprak al over poëzie, maar daar kan ik mijn uitstalraam niet mee vullen. Het is mijn missie om de komende maanden op zoek te gaan naar meer pateekes.  

Ik ben niet van plan elk lokaal, regionaal en nationaal netwerkevent af te schuimen om die opdrachten binnen te halen. Dat werkt niet voor mij. Maar wat dan wel? Een tijd geleden ging ik via ondernemersnetwerk Etion op wandeldate met leiderschaps- en organisatiescoach Jan Rauter. Want een-op-eengesprekken passen beter bij mijn natuur om te netwerken. Meer dan een half jaar na onze fijne wandeling tagde Jan mij op LinkedIn bij een ‘oproep naar woordkunstenaars’ van employer marketing agency Insilencio. Deze zomer heb ik mijn eerste opdrachten voor dat bureau gedaan: kick-off brainstorms, concepten bedenken en vertalen naar verschillende dragers, brandstories schrijven … Ja, het zaadje van een ideale opdracht werd geplant in een park in Edegem.

En de prijs voor slechtste betaler gaat naar …

… een bedrijf dat mij meer dan drie maanden heeft laten wachten op mijn geld. Ook naar andere ondernemingen heb ik meerdere rappels moeten sturen. Dat is een nieuwe realiteit sinds mijn laatste blogbericht over het freelancerbestaan. Op een gegeven moment stonden zij duizenden euro’s bij mij in het krijt. Elke dag checkte ik mijn bankrekening, wat ik als bediende zelden deed. Soms – in een opwelling – was de verleiding groot om een vlammende e-mail te sturen naar de laatbetalers, maar impulsiviteit en e-mails vormen een belabberd duo. Ik deel mijn ongenoegen liever met mijn bureauplant dan dat ik zit te rammen op mijn klavier tot er stoom uit komt. En mijn snelste betaler? Die maakt er een sport van mij te betalen op de dag dat mijn factuur in zijn inbox belandt. Heerlijk is dat. Merci, Benjamin!

Mijn kleine, grote vakantie

Mijn echtgenote is onderwijsondersteuner waardoor ze twee maanden vakantie heeft. Je kan je wel inbeelden dat zij en onze kinderen lekker ontspannen rondhuppelen in huis terwijl ik een verdiep hoger mijn werk doe. Wel, ik vind dat best prettig. Want hoewel ik in totaal ‘maar’ drie weken verlof neem tijdens de zomervakantie, houd ik van de vakantievibes thuis a.k.a. op kantoor in juli en augustus. Langere middagpauzes in de tuin, de laptop eerder dichtklappen om te aperitieven met vrienden, werken voor, tussen en na uitstapjes met het gezin omdat het kan (wanneer er geen deadlines zijn) … Ik beleef mijn kleine, grote vakantie. En ik ben er beter in geworden dan vorig jaar, tijdens mijn eerste zomer als freelancer. Het schuldgevoel wanneer ik minder uren klop, is geslonken met ons grondwaterpeil. De feiten zijn simpel: minder werken is minder verdienen. Maar wat mij betreft wel rijker leven.

Dank je, mijnheer Richter

Tijdens mijn late tienerjaren beheerste ik nog de kunst om albums te beluisteren. Ik bedoel dit: ik lag op mijn eenpersoonsbed naar het plafond te staren en alle aandacht ging naar de muziek. Uiteraard dwaalden mijn gedachten af. Gevoelige songs van o.a. Jeff Buckley en Coldplay deden me aan meisjes denken en zware gitaren hielpen me om twijfels en onzekerheden uit mijn hoofd te schudden. Maar het was mij toch vooral om de ontdekking van nieuwe muziek te doen. Ik luister vandaag nog steeds naar nieuwe releases, maar enkel wanneer ik bezig ben met andere dingen zoals poetsen, de was opplooien, lezen, schrijven of praten.

Tot vanavond dus.

Het huis slaapt en ik leg From Sleep van de hedendaagse componist Max Richter op de platenspeler. Ik vlij me neer in de sofa en ik trek het dromerige samenspel van piano en strijkers als een wollen plaid over me heen. De plaat draait me in een lichte trance en ik denk aan niks in het bijzonder, just like the old days. Even later weerklinkt enkel nog gekraak. Ik stap uit de verstilling, draai de plaat om en neem mijn notitieboekje. Ik schrijf op dat ik het nog kan, met dank aan mijnheer Richter. Ook al duurde het amper een zijde van een zalvende plaat.

Een half jaar freelancen (en nog niet failliet)

Toen ik de stap zette naar ondernemerschap, had ik mij daar van alles bij voorgesteld. Maar hoe zit het met de realiteit, na zes maanden Samson Schrijft? Ziehier het antwoord.

1 april 2021 was voor mij geen grap, maar serious business. Mijn eerste dag als voltijds zelfstandige mocht ik meteen aan de bak. Na die dag ging er een maand voorbij en nu zijn we plots een half jaar later. Maar het gaat goed, beste lezer. Ik ben nog niet failliet, klanten komen terug, ik heb wat coronavet van me afgeschud en ik (her)ken intussen meer ouders aan de schoolpoort. Ik blik even terug op de voorbije zes maanden.

Leve mijn netwerk!

Oké, ik trap een open deur in. Maar toch had ik nooit gedacht dat mijn netwerk zó belangrijk zou zijn voor de opstart van mijn eigen zaak. Ik heb mijn ondernemersplannen aan de grote klok gehangen. Dat werkt, want ik heb de voorbije maanden voor elke oud-werkgever – dat zijn er vier – opdrachten gedaan. Je netwerk aanspreken blijkt dus goud waard, tenzij je kickt op de geur van verbrande bruggen. Maar de meeste mensen deugen, zegt Rutger Bregman. En Rutger is een wijs man.

Thuiswerk bevalt me wel

Ik werk 80 à 90% van de tijd thuis. Thuis is waar mijn platenspeler staat. Thuis is waar ik dikke vriendjes ben met de tuinvogels. En thuis is het stil tot pakweg 16u, wat belangrijk is als je tussen het schrijven door uren door het venster staart. Maar thuis zijn er geen collega’s en dat mis ik soms. Dan begin ik tegen mezelf te praten: “Wat denkt ge Tonyboy, tijd voor een koffietje?” En “Misschien toch de chauffage eens opzetten hé man.” Of “Ik zou die paragraaf toch opsplitsen kerel.” Gelukkig is er ook nog de Taaltelefoon.

Meer tijd voor onbetaald werk

Nee, ik werk niet gratis als freelance copywriter. Ik maak tijdens de kantooruren wél meer tijd vrij voor andere dingen: mijn kinderen oppikken aan de schoolpoort (en ongehaast een praatje slaan met andere ouders), een klimaatgedicht schrijven voor het project Stadsgroen (waarover later meer), vrijwillig redactiewerk verrichten voor het lokale krantje van Natuurpunt, mijn ouders naar de luchthaven voeren, een printer kopen met mijn schoonmoeder  …  En meer bewegen! Want als zitten het nieuwe roken is, ben ik beroepshalve gedoemd mezelf in de vernieling te werken.

En nu, Samson Schrijft? Meer netwerken. Liefst op een manier die past bij mijn introverte aard. En dankbaar zijn, voor de kansen die mijn eerste klanten mij hebben gegeven. Dankzij hen blijf ik vrolijk verder doen. En als ik mijn eerste kaarsje als ondernemer uitblaas, zal er ongetwijfeld een nieuwe update volgen.

O ja, je leest sinds kort ook meer over mij en mijn werk op http://www.samsonschrijft.be.

De fleur van haar leven

Ik ken deze tuin bijna veertig jaar. De tijd tikt hier trager, rozen geuren naar herinneringen. Op het terras tikte ik jarenlang met mijn racket een balletje tegen de muur. Ik maakte er kampen van ligstoelen en kussens en liep me suf rond een boom die er niet meer staat. Ik was hier elke woensdagnamiddag tot ik de schoolbanken inruilde voor een bureau. Al die tijd werd het gazon omringd door bloemenpracht. Toen ik deze en andere foto’s nam, zei mijn grootmoeder me dat ik een maand eerder had moeten komen. Perfectionisme hoeft niet te slijten met de jaren. Deze tuin is haar erezaak. Haar rozen drijven de spot met vergankelijkheid. Want de tijd tikt hier trager, zoals de hartslag van een dankbare vrouw omgeven door de fleur van haar leven.

Terugblik op het Eurovisiesongfestival

Zaterdag, op de tiende verjaardag van mijn zoon na een uitgeregend dagje Bobbejaanland, keken we voor het eerst in pakweg twintig jaar naar het Eurovisiesongfestival. Na al dat gefoeter op rollercoasters – “papa, je mag geen ‘fuck’ zeggen” – hadden we daar zin in. De winnaars, glamrockers met een voorraadje cocaïne verstopt in een Italiaanse laars van de zanger, brachten een catchy rocksong waar ik echo’s in hoorde van Led Zeppelin, The Black Crowes en Royal Blood. Mijn zoon gaf het lied een tien op tien. Hij ontpopte zich als kenner tijdens zijn debuut als jurylid.

Ik kon me verzoenen met de einduitslag, maar ik voelde toch meer voor de frêle Française Barbara Pravi. Met haar vocale uithalen zorgde ze als enige kandidaat voor schokjes in mijn lijf. Ook de Zwitserse zanger kon mij bij vlagen ontroeren. Alleen jammer dat hij per se hoger wilde zingen dan de Matterhorn waardoor de bombast de kwetsbaarheid soms overstemde. Ik zag ook grappige optredens, van IJsland en Litouwen. Humor werkt nóg beter in pandemietijden, wanneer het lachen ons een beetje is vergaan.

Dat Hooverphonic niet zou winnen was voor de jury in de Groenstraat te Boechout al snel een uitgemaakte zaak. De song is oké, maar ik miste uitbundigheid of humor. Ook al vond ik de French crop van Alex Callier een verdienstelijke poging om op de lachspieren te werken. We leven al meer dan een jaar met de handrem op en iedereen is het zat. We willen uitspattingen en exuberantie. Misschien zelfs een beetje waanzin. Niet noodzakelijk in daden, maar toch minstens wanneer we kijken naar een show als het Eurovisiesongfestival. De Italianen hadden dat goed begrepen. En nee, ze hadden daar geen lijntje coke voor nodig trouwens. De zanger zat voorovergebogen omdat er een glas gevallen was. Scherven brengen geluk.