Als het huis slaapt

 

Als het huis slaapt

laat ik de letters stiekem binnen.

Dan zeg ik: “Welkom. Neem plaats in dit gedicht.”

In het begin komt er geen zinnig woord uit.

De o’s rollen met de ogen

v’s en w’s klappen dicht

een Griekse y loopt wat verloren

b’s en d’s maken zich dik

een k staat wankel op zijn poten

twee m’en roepen om hun mama

de q wil zijn plaats verloten

een ontzette z verkoopt wat drama

één p en drie f’en beginnen te zuchten

de a zet zich op de h en denkt na

enkele letters kunnen elkaar niet luchten

drie x’en dromen van erotische proza.

Gelukkig heb je nog de i’s en de j’s

die steken de koppen bij elkaar

want schrijven is lijden met lange ij

en voor je het weet

krijg je een gedicht voor mekaar.

Onverzettelijke traagheid

 

Ik keek naar mijn overbuur, de Berg. Hij lachte zijn flanken bloot. Van uitbundigheid was geen sprake, die was al geruime tijd geërodeerd. Ik voelde dat hij op me neerkeek. Boven hem hing een wolk van een middelvinger. De Berg liet me verstaan dat ‘de jaren van verstand’ niet bestaan als je alleen opkijkt naar je eigen bergwand. Dat bedoelde hij uiteraard metaforisch. Wie anders dan de Berg heeft het recht om te grossieren in beeldspraak. Hij vertelde me ook dat je gerust naar de hemel mag reiken, maar dat anderen altijd hoger zullen grijpen. Er bestaat immers een limiet op grenzen verleggen. Dat is wat zijn bovenste bomenrij mij wilde zeggen. Maar wat de Berg vooral in mijn hoofd wilde prenten, is dat je kan groeien door stil te staan. Ik keek dus naar mijn overbuur, de Berg, en besloot wat langer te blijven staan. Ik lachte terug, omdat hij zo vriendelijk was zijn onverzettelijke traagheid met mij te delen. Ook al ben ik maar een zucht in zijn ondoorgrondelijke leven.

 

Schermafbeelding 2018-07-11 om 15.40.38