Tram 10

2 vijftigers roken hun pijp voor een kunstgalerij in de Wolstraat. Ze zitten op een houten bankje en turen door hun ivoren monturen naar het continu veranderende straatbeeld. Het lijkt voor hen wel een manier om niet te verstillen door de vele stillevens die hun vitrine versieren. Of misschien willen ze het gewoon wat kalmer aan doen op deze milde zaterdagnamiddag. Wat ik alleszins zeker weet, is dat tram 10 ondertussen om de hoek piept.

Zoals steeds stap ik als laatste op. Ik mag dan wel competitief zijn, staan drummen voor de deuren van een tram is kinderachtig. Zeker wanneer die tram alleen maar gevuld is met de zweetgeur van de trambestuurder. Het ongeduldige koppel voor mij denkt er anders over. De mannelijke wederhelft gaat wild tekeer op het knopje om de deuren te openen, terwijl hij met zijn brede bast tegen de deur kleeft. Hij heeft veel weg van meneer Proper, maar blinkt toch vooral uit in vuilbekkerij. Zijn lief heeft paars haar, meerdere piercings en een vervaagde tribal tattoo in haar nek. Ook zij spuugt haar gal. Vooral op hem, voor zijn gebrek aan geduld.

Ik ga vlak achter dit kleurrijke koppel zitten. Onderweg naar het Astridplein zie ik mijn oud-docent boekhouden de Libidos Erotheek buiten stappen. Of hoe aftrekposten opeens een andere betekenis kunnen krijgen. In al zijn haast botst de schichtige prof tegen een fietser, tot groot jolijt van mijnheer Proper die het incident in geuren en kleuren navertelt. “Het zal da vetzakske leren”, hoor ik hem nog zeggen tegen zijn vriendin.

Sommige mensen voelen zich nooit geremd.

Halte Astridplein. Niet alleen de tram, maar ook de bus stopt hier. Laat de chaos dus maar beginnen. Als fietser heb je hier 2 keuzes: of je steekt een tandje bij en rekent erop dat de op- en afstappende pendelaars terugdeinzen na het zien van de grinta op je gezicht. Net als bij de beklimming van Alpe d’Huez maak je kans om achterna gelopen te worden door tierende mensen met gebalde vuisten. Maar dan helaas niet om je aan te moedigen. De tweede optie is galanter. Je zet het voetje even aan de grond tot je terug zicht krijgt op het fietspad voor je. Geen kwade pendelaars deze keer, wel furieuze fietsers die liever vlammen over deze beruchte strook.

Na deze halte voeren vooral jonge koters het woord na een geslaagde dag in de stad of haar zoo. Mijnheer Proper doet nog steeds wild over het voorval met de docent. Duidelijk tegen de zin van zijn vriendin, die haar blik van hem afwendt, met de ogen draait en zuchtend op haar sjiek verder kauwt. 1 van die koters, die ik een jaar of 7 schat, trekt aan de mouw van haar moeder en zegt: “Kijk mama, die mijnheer lijkt op mijnheer Proper”, terwijl ze wijst naar de kale macho.

Zijn lief heeft het ook gehoord, waardoor ze zich bijna verslikt in haar kauwgom en begint te schateren. Rondom haar beginnen nog een paar mensen te gniffelen. Ze doen dat erg voorzichtig, enigszins onder de indruk van de spierbal met gouden oorbel. Zoals het jonge koppeltje naast mij, dat begint te kussen om een lach te onderdrukken. Of de jonge moeder die schuin voor mij zit, en die haar gezicht verschuilt achter de draagdoek waarin haar baby ligt te genieten. En mijnheer Proper, die kijkt met open mond in het rond. “De wereld is naar de kloten”, hoor ik hem nog zeggen.

Turnhoutsebaan, halte Kerkstraat. De mensen op de tram durven opnieuw te lachen nu de rood aangelopen mijnheer Proper en zijn goedgeluimde vriendin zijn afgestapt. De rest van de rit verloopt rustig. Ik stap af aan mijn vertrouwde halte en word bijna van mijn sokken gereden door een bejaarde wielertoerist die tegen de richting in rijdt. Hij kijkt me over zijn schouder boos aan en gesticuleert verongelijkt. Ik raap mijn aankoop van de dag – een Moleskine notitieboekje dat ik door het schrikken had laten vallen – van de grond. Ik veeg het vuil eraf en beklaag me dat ik vroeger altijd naar mijn discman luisterde als ik het openbaar vervoer nam. Ontelbare verhalen die van mijn koptelefoon moeten zijn afgegleden.