1996. Ik tong voor het eerst. Het is op een fuif en ze zit in mijn klas. De maandag erop bekijkt ze mij alsof mijn puisten ter plekke etter spuiten. Jammer, want ik vind haar en haar voorgevel wel leuk. Ook de stoute liedjes van de Bloodhound Gang en de doorbraakplaat van 311 vallen bij mij in de smaak. 311 maakt een zomerse mix van funk, metal, dub en reggae. Ze zijn immens populair in de VS, maar het lijkt erop dat ik in België de enige fan ben. Ik koop naar hun voorbeeld baggy broeken en Airwalks in de skateshop op de Diksmuidelaan en mijn haar staat stijf van de extreem fixerende gel. Mijn moeder betaalt en laat begaan. Mijn vader had het zich anders voorgesteld.
Ondertussen heb ik Radiohead en Tool ontdekt, brul ik “Popular” van Nada Surf mee en maken de hitjes van Weezer me erg blij. In de zomer van 1998 word ik omvergeblazen door Around The Fur van Deftones. Dit is de band en het album waarop ik zat te wachten. Dit is de zomer ook, waarin ik in de jacuzzi van het gemeentezwembad van Mortsel een blond meisje uit Aartselaar voor het eerst zoen. Het is onze derde date. Ik ben dan ook een voorzichtige jongen. Het feit dat ze Kickers draagt doet mij vermoeden dat dit op termijn niks zal worden. Twee weken later wordt dat vermoeden bevestigd. “My Own Summer”, de hitsingle van Deftones, is hoe dan ook de ideale soundtrack voor de heetste zomer tot nu toe.
Begeesterd door Deftones, leer ik de andere vaandeldragers van de nu metal kennen. Korn, Limp Bizkit, Linkin Park en een dozijn klonen zijn hard, maar ook melodieus. Ze spelen met samples, scratchen erop los en mixen cleane zang met rap, grunts en screams. Er ligt van alles op hun lever en daar kan ik me wel in vinden. Ze zijn – samen met de duizenden tennisballen waar ik tegen mep – mijn uitlaatklep. Ook op vlak van imago laat ik me door hen inspireren. Mijn broek hangt erg laag, waardoor ik amper mijn been over mijn fiets krijg gezwierd. Mijn boxershortkeuze is dan ook weloverwogen. Ik laat ook de piekjes van mijn haren blonderen. Mijn moeder laat begaan. Mijn vader kan het even niet meer aan.
In 1999 pakt Deftones uit met White Pony. Terwijl de andere nu-metalbands teren op de geijkte succesformules, gooien de Californiërs het over een andere boeg. Hun muziek wordt meeslepender, emotioneler en – net als ik – volwassener. Elementen die ik ook terugvind bij Jeff Buckley, een dode singer-songwriter die ik heb leren kennen dankzij Sara. Zij zette zijn album Grace op toen ik voor het eerst bij haar thuiskwam. Ik begin mij te verdiepen in de muziek van andere getormenteerde muzikanten. Duistere muziek is blijkbaar mijn ding en akoestische gitaren zijn best oké. Hun muziek biedt troost als Sara en ik onze relatie breken in de zomer van 2000. Ik moet ook mijn eerste kandidatuur Handelswetenschappen dubbelen – wat zit ik hier eigenlijk te doen? – en ik weet niet waar mijn toekomst ligt in het nieuwe millennium. Wat ik wel weet, is dat “Break Stuff” van Limp Bizkit de boxen in mijn kamer doet kraken. En dat het deugd doet in deze onzekere tijden.