Onderweg

 

Je zoekt angstig tussen torenhoge kronkels

daalt gedachtegangen af en loopt de jaren op

je klimt naar ongrijpbare verwachtingen

en springt in onbekende verlangens.

 

Je leeft in een toekomst die opdoemt

als een illusie, onderweg naar jezelf.

 

En dan nader je de wanhoop voor je doodloopt

je beseft dat het enige wat je rest, is terugkijken

op wie je bent geweest.

 

Bestemming beter

Hier sta ik weer, op werkendag. Al drie en een half jaar lang rond hetzelfde uur op perron vijf van Berchem station. Ondertussen herken ik al heel wat gezichten en gewoontes. Zoals de rokende ijsbeer met zwartleren jas, die maar niet kan beslissen waar hij nu juist wil opstappen. En het haastige, gebrilde stokpaardje dat hevig over en weer van de klok rechts naar de dichterbij schuivende trein links kijkt. Om maar te zwijgen over het gothic muisje dat er succesvol in slaagt om zomer en winter dezelfde teint te behouden. Sneeuwwitte armpjes en beentjes met een roze snoetje en een zwarte vacht. Geen kat die het opmerkt en zo heeft ze het graag. Met welk dier zouden zij mij trouwens vergelijken? In de zomer is een paradijsvogel niet ver gezocht denk ik. Fel gekleurde kousen en dito T-shirts met een gele of groene cardigan is dan schering en inslag bij mij. Kleurrijk of niet, ik besef dat het getuigt van narcisme om nog maar te denken dat mijn medependelaars tijd zouden verkwisten in een vergelijkende studie tussen mij en een dier.

Narcistisch of niet, zoals gewoonlijk stap ik als laatste op en zoek ik mijn weg door de smalle middengang naar dat ene zitje. Ik heb het weer getroffen vanmorgen. Een plek naast de stinkende (nu al!), kakelende onderzoeker blijkt mijn enige optie op een zittende reis. Hij en zijn collega, die overigens in Mechelen opstapt, discussiëren steeds vurig en met over en weer vliegende speekseldeeltjes over plastische enzymen en macrobiotische bloedcellen. Al kan ik mij, gezien mijn economische achtergrond en gebrek aan interesse, schromelijk vergissen natuurlijk. Ik jaag de volumeknop van mijn mp3-speler uit voorzorg de hoogte in, en merk schuin tegenover mij het hautaine, kortgerokte meisje op met haar grote azuurblauwe kijkers. Benieuwd of ze ook deze keer haar vervoersbewijs zal tonen met haar neus (en gedachten) in de glossy magazines. Telkens weer, erger ik mij dood aan haar respectloze gedrag. Is het zo moeilijk om de mensen aan te kijken als ze je aanspreken? Zeker met haar ravissante verschijning zou een innemende blik de dag van de mannelijke treinconducteur meer kleur geven dan hun grijze werkkostuum (mét oranje toets) ooit zal kunnen.

“We komen aan in Brussel-Centraal”. De rush naar de uitgang mag weer beginnen. De vertrouwde stank van de Brusselse ochtendspits boort zich een weg door mijn neus, wanneer ik plots aan de slogan van de Belgische Spoorwegen moet denken. Bestemming beter. Ik betwijfel of dit voor mij nog het geval is. De gezichten en gewoontes van mijn medependelaars zijn misschien dezelfde gebleven, maar mijn ambities zijn de afgelopen jaren veranderd. Ik heb ‘mijn element’ gevonden weet u. Het wereldje waarin passie en aanleg zich liefdevol vermenigvuldigen tot plezier en voldoening. Wel, dat plekje is momenteel het schrijfblad onder het schuine dakraam in een koddig huisje in Deurne.